Hof van Justitie aanvaardt niet dat genderregistratie gebeurt bij online aankoop van treinticket
In een arrest van 9 januari 2025[1] verduidelijkt het Hof van Justitie de voorwaarden om een aanspreektitel, waaruit de genderidentiteit blijkt, op te vragen onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Daarbij legt het uitdrukkelijk het verband met het anti-discriminatierecht.
1. De zaak gaat over de praktijk van de Franse spoorwegmaatschappij SNCF om standaard de aanspreektitel op te vragen bij de online aankoop van vervoersbewijzen. Klanten zijn verplicht om bij aankoop “De heer” of “Mevrouw” als aanspreektitel aan te vinken. Volgens de verzoeker schendt deze praktijk de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
2. Het doel van de AVG bestaat erin een hoog niveau van bescherming aan persoonsgegevens te geven. Overeenkomstig dat doel moet elke verwerking van persoonsgegevens steunen op een in de AVG bepaalde verwerkingsgrond. Persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Tot slot geldt het beginsel van minimale gegevensverwerking: de verwerking dient beperkt te blijven tot hetgeen noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
3. De Franse Raad van State vroeg aan het Hof van Justitie of de praktijk van de SNCF kan steunen op een verwerkingsgrond uit artikel 6 AVG, namelijk “noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst” of “noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen”. Daarbij ging de Raad van State al ervan uit dat de verwerkingsgronden “wettelijke verplichting” of “toestemming” niet aan de orde zijn.
4. Over de eerste verwerkingsgrond (noodzakelijkheid voor de uitvoering van een overeenkomst), argumenteerde de SNCF dat ze de aanspreektitel nodig heeft voor haar commerciële communicatie. De tickets worden immers elektronisch toegezonden.
Het Hof van Justitie gaat niet mee in deze argumentatie. Volgens het Hof van Justitie bestaat een praktische en minder ingrijpende oplossing, namelijk een generieke, inclusieve beleefdheidsformule waaruit de veronderstelde genderidentiteit niet kan worden afgeleid. De SNCF zou zelfs al dergelijke formuleringen gebruiken (zoals „Bedankt, goede reis” of „Goedemorgen”). Het is dan ook niet noodzakelijk om de aanspreektitel op dwingende wijze op te vragen.
5. Over de tweede verwerkingsgrond (noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen) argumenteerde de SNCF dat direct marketing een gerechtvaardigd belang is, waardoor ze de aanspreektitel mocht opvragen bij de aankoop van treintickets.
Het Hof van Justitie erkent dat direct marketing een gerechtvaardigd belang kan zijn. Het oordeelt echter dat de aanspreektitel van klanten niet noodzakelijk is voor direct marketing, aangezien de SNCF zich kan beperken tot de voor- en achternaam. Het Hof wijst hierbij op het beginsel van minimale gegevensverwerking.
Het Hof van Justitie weegt vervolgens de belangen en rechten van de betrokkene af. Het Hof stelt vast dat de betrokkene niet verwacht dat een onderneming gegevens over zijn aanspreektitel of genderidentiteit verwerkt in het kader van de aankoop van een vervoersbewijs. Verder oordeelt het Hof van Justitie dat de Franse Raad van State moet nagaan of er sprake is van een risico op discriminatie op grond van genderidentiteit, zoals bedoeld in de genderrichtlijn (Richtlijn 2004/113). Het Hof wijst in het bijzonder op discriminaties die berusten op de verandering van genderidentiteit van een persoon.
6. Met dit arrest geeft het Hof van Justitie voor het eerst een aantal richtlijnen voor de verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op genderidentiteit en geslachtsverandering. Het Hof van Justitie gaat nauwgezet na of het opvragen van deze gegevens wel noodzakelijk is voor het doel dat wordt aangehaald.
In de context van deze zaak besloot het Hof van Justitie dat het opvragen van een aanspreektitel niet noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst, noch voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang. Belangrijk is dat het aanduiden van een aanspreektitel in deze zaak verplicht was om een online ticket te kunnen kopen, en beperkt was tot “De heer” of “Mevrouw”. Het Hof van Justitie spreekt zich dus nog niet uit over de praktijk waarbij een aanspreektitel facultatief wordt opgevraagd, of waarbij er meer opties zijn om aan te vinken.
Tot slot is het opvallend dat het Hof van Justitie deze zaak enkel behandelt onder artikel 6 AVG, dat de verwerkingsgronden “uitvoering van een overeenkomst” en “gerechtvaardigd belang” bevat. Hiermee geeft het Hof van Justitie impliciet aan dat genderidentiteit geen bijzondere categorie van persoonsgegevens is, zoals bedoeld in artikel 9 AVG. Artikel 9 AVG is strikter, en bevat geen mogelijkheid om persoonsgegevens te verwerken op grond van “de uitvoering van een overeenkomst” of “gerechtvaardigd belang”.
Gelet op de definitie van bijzondere categorieën van persoonsgegevens, is het volgens ons correct dat genderidentiteit op zich niet onder artikel 9 AVG wordt behandeld. Evenwel wijst het Hof van Justitie ook op het risico op discriminatie op grond van de verandering van genderidentiteit. De verandering van genderidentiteit kan wijzen op een diagnose van genderdysforie. Dit zou als “gegevens over gezondheid” als een bijzondere categorie van persoonsgegevens kunnen worden beschouwd. Niettemin blijft het Hof van Justitie voorlopig binnen het kader van artikel 6 AVG. Hierdoor is het in theorie mogelijk om gegevens over (een verandering van) genderidentiteit te verwerken op grond van “de uitvoering van een overeenkomst” of “gerechtvaardigd belang”.
Brecht Vroonen – Evelyne Lozie Maes
[1] HvJ 9 januari 2025, C 394/23, ECLI:EU:C:2025:2, Mousse t. SNCF Connect.